Langer in de gevangenis, minder begeleiding (opinie)

Wet ‘Straffen en Beschermen’ ondanks kritiek door de Tweede kamer aangenomen

Op dinsdag 25 juni 2019 heeft de Tweede Kamer het Wetsvoorstel ‘Straffen en Beschermen’ van minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker, aangenomen. In de kern houdt het wetsvoorstel in dat de regels van de voorwaardelijke invrijheidstelling worden aangescherpt. Daarnaast worden ook de regels om als gedetineerde in aanmerking te komen voor verlof strenger gemaakt.

Huidige regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Momenteel kennen we in Nederland een systeem van voorwaardelijke invrijheidstelling. Deze regeling houdt in dat dat een veroordeelde in beginsel na het uitzitten van twee derde deel van zijn straf voorwaardelijk vrijkomt. De huidige wet rondom de voorwaardelijke invrijheidstelling is ingegaan op 1 juli 2008 en verving toen de regeling van de vervroegde invrijheidstelling. Deze laatste regeling hield in dat een gedetineerde na het uitzitten van twee derde deel van zijn straf in vrijheid werd gesteld zonder dat men daaraan voorwaarden kon verbinden zoals bijvoorbeeld begeleiding door de reclassering. Deze vorm van invrijheidstelling werd onwenselijk gevonden. De voorwaardelijke invrijheidstelling  heeft de oude regeling van de vervroegde invrijheidstelling vervangen mede met het oog om een gedetineerde intensiever gedurende een (langere) periode te kunnen begeleiden naar en bij zijn terugkeer in de samenleving. De regeling is gericht op resocialisatie en op het verlagen van de kans op recidive, oftewel het verlagen van het terugvalrisico in het plegen van strafbare feiten. De voorwaarden die daaraan verbonden kunnen worden zijn zeker niet mals. Zo kan er begeleiding door de reclassering worden opgelegd, een gebied – en/of contactverbod en bijvoorbeeld een enkelband, maar ook een behandelverplichting om de verplichting om mee te werken aan bloed – en/of urineonderzoek is mogelijk als voorwaarde. Naast deze bijzonder voorwaarden geldt vanzelfsprekend ook de algemene voorwaarden dat men geen nieuwe strafbare feiten mag plegen. Houdt een voorwaardelijk in vrijheid gestelde veroordeelde zich niet aan de voorwaarden dan kan de voorwaardelijke invrijheidstelling worden teruggedraaid en gaat de veroordeelde weer naar ‘binnen’ om het restant van zijn straf uit te zitten. De proeftijd verbonden aan de voorwaarden is gelijk aan het strafrestant. Wanneer iemand bij een veroordeling tot 12 jaar na 8 jaren in vrijheid wordt gesteld bedraagt de proeftijd, en dus de periode waarin begeleiding e.d. mogelijk blijft, 4 jaren.

De wet ‘Straffen en Beschermen’

In de nieuwe wet komt iemand die veroordeeld is voor een misdrijf niet meer vanzelfsprekend vrij na twee derde van de gevangenisstraf. Het Openbaar Ministerie (OM) zal per geval de afweging moeten maken of een gedetineerde voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. Het OM kijkt daarbij naar het gedrag van de gedetineerde, slachtofferbelangen en het risico voor de maatschappij bij invrijheidstelling. Deze aspecten kunnen tot gevolg hebben dat iemand in zijn geheel niet voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. Voorts bepaalt deze nieuwe wet dat de voorwaardelijke invrijheidstelling  pas in mag gaan maximaal twee jaar voor het einde van de straf. Wanneer iemand bijvoorbeeld tot 12 jaar is veroordeeld komt deze persoon in de huidige regeling onder voorwaarden vrij na 8 jaren. In de nieuwe regeling is dat pas na 10 jaren. Een veroordeelde zit in onder de wet ‘Straffen en Beschermen’ weliswaar langer vast, namelijk 10 jaren maar de periode van begeleiding is daarentegen wel 2 jaar korter.

Met name op dit punt heeft de wet ‘Straffen en Beschermen’ vanuit wetenschappelijk hoek, maar ook vanuit de reclassering en de rechtsspraak veel kritiek te verduren gehad. Een direct effect van de wet is immers dat veroordeelden in veel gevallen langer vast blijven zitten en daardoor korter begeleid kunnen worden op het moment dat men voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. In het ergste geval wordt iemand helemaal niet voorwaardelijk in vrijheid gesteld, maar komt hij vrij nadat hij alle jaren heeft uitgezeten. In dit laatste geval is er helemaal geen vorm van begeleiding op het moment dat iemand in de samenleving terugkeert. Van resocialisatie is in die situatie in het geheel geen sprake hetgeen de kans op recidive mijns inziens alleen maar doet toenemen.

Conclusie

De wet ‘Straffen en Beschermen’ lijkt enkel tegemoet te willen komen aan de almaar aanhoudende roep om hogere en zwaardere straffen. De wet moet een einde maken aan het zogenaamde softe beleid van de huidige voorwaardelijke invrijheidstelling, de vergeldingsgedachte staat voorop. Hierbij gaat men eraan voorbij dat het opleggen van straffen meer doelen dient dan enkel vergelding en tegemoetkoming aan slachtoffer en maatschappij. Een goede resocialisatie van een veroordeelde draagt bij aan een goede terugkeer in de samenleving en verlaagt de kans op recidive. De huidige regeling biedt vele mogelijkheden om iemand onder strenge voorwaarden gedurende een proeftijd van een langere periode (zie voorgaand voorbeeld) in vrijheid te stellen. In plaats van met een nieuwe wet te komen had men er ook voor kunnen kiezen om het brede arsenaal aan mogelijkheden in de huidige wet beter en effectiever te gaan gebruiken en toe te passen  In de wet ´Straffen en Beschermen´ is de balans doorgeslagen naar de vergelding en het is maar zeer de vraag of dat een goede ontwikkeling is.

Het wetsvoorstel zal nog goedgekeurd moeten worden door de Eerste Kamer alvorens de wet in kan gaan. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat dit veel zal veranderen aan de door de Tweede Kamer aangenomen voorstel, maar zeg nooit nooit.

Sam Lodder
(strafrechtadvocaat bij LANS Advocaten)